16 maart 2009

Vroeger naar huis

Eind maart komen we reeds terug naar België. Enerzijds omdat Yves regelmatig ziek is hier. Anderzijds omdat leven in deze omstandigheden ons uitput, en Neles hoofdbezigheid (het werk in Mazzarello) tegenvalt.

Op onze blog hebben we tot nu toe weinig verteld over hoe het gaat met ons. We hebben vooral de mooie momenten met jullie willen delen, die ondanks de schrijnende omstandigheden toch gebeuren - er zullen er nog een paar op de blog komen. De eerste twee maanden viel alles ook wel mee. Het gebrek aan comfort was er van in het begin (electriciteitspannes, watersnood, éénzijdig eten,…) maar in het begin kan een mens wat aan. Alles is nieuw, je ontdekt, leert mensen kennen, en je hebt de wil er iets van te maken.

Na twee maand werd Yves voor de eerste keer ziek: koorts, vermoeidheid, diarree,… De plaatselijke verpleger (waar de zusters hem naartoe gestuurd hadden) schreef foute medicatie voor op basis van een foute diagnostiek, en na enkele weken kreeg Yves alsmaar meer last van diaree. Van 1 tot 15 januari heeft hij bijna aanhoudend koorts en diarree gehad. Hij geraakte er weer bovenop, maar bleef zwak. We overwogen toen al terug te komen naar België, maar Yves wilde graag zijn cursus aan de universiteit afmaken, en ’t allemaal nog een kans geven.

Ondertussen echter werd het voor mij alsmaar lastiger: hoewel ik met veel mensen in de buurt en op het domein babbeltjes deed, bleven die meestal oppervlakkig, en bleek het moeilijk om tot vriendschap te komen. We zitten hier in een uithoek, en ons netwerk is klein. De eenzaamheid (met zijn tweeën) weegt. Dat Yves om de paar weken ziek valt, maakt ook dat we weinig naar de stad trokken om andere mensen te ontmoeten. (Hierbij moet gezegd dat naar de stad gaan zelfs voor een gezonde mens enorm vermoeiend is. Meestal zijn de auto’s van de zusters in panne, en gaan we met ‘openbaar vervoer’ naar de stad. In praktijk betekent dit: eerst een wandeling van 40 minuten op een vuile zandweg, dan een overvol busje in, en rijden maar, in de volle hitte uiteraard.)

Ten tweede is er het werk in Mazzarello. Nog nooit heb ik het zo moeilijk gehad op één lijn te zitten met m’n collega’s. De verantwoordelijke zuster (jong, zonder ervaring en weinig talent in organisatie en communicatie), de twee mamans die vaak moe zijn, weinig gemotiveerd, en een heel andere visie hebben rond opvoeding van kinderen: commanderen, slaan, en dreigen. Het werd een constante dat m’n energie daar wegliep. Van frustratie, machteloosheid, gebrek aan ruimte om iets te kunnen doen.

Ten derde is er het gebrek aan comfort. De waterpomp van de zusters heeft de geest gegeven toen we hier net 3 dagen waren. Dat houdt in dat de meisjes bij de buren en in de wijk met bidons op zoek moeten gaan naar proper water. Dat de wasmachine niet werkt, en we alles met de hand moeten wassen in koud water (kleren, maar ook handdoeken, lakens,…). Dat we zelf ook dagelijks water putten aan de regenput om onszelf te wassen, te poetsen, en de toilet door te spoelen. Naast het gebrek aan water, zijn er ook de veelvuldige stroompannes.

Ten vierde is er het leven als koppel in een zustergemeenschap. Elke maaltijd (bijna altijd congolese food, d.w.z.weinig variatie, weinig fruit, en bijna dagelijks fufu) zitten we met de zusters aan tafel. Meestal is er geen gespreksonderwerp dat ons bindt. En toch blijven ze duren.

Uiteraard ziet de gemiddelde congolees 10 keer zoveel af. De meeste mensen staan op om 5-5.30u, en beginnen hun dag met een kilometerslange zoektocht naar water. Veel mensen eten maar één keer per dag: ’s avonds. Overdag proberen ze een centje te verdienen met wat handeldrijven, juist genoeg om hun vele kinderen een beetje eten te kunnen geven. Honger, dorst, hitte, nooit weten wat morgen brengt. Wie denkt dat ze gelukkig blijven onder die omstandigheden, heeft niet met hen gepraat, denk ik.

Yves en ik hebben ervoor gekozen om hier te zijn, en hebben aanvaard niet als rijke te leven. Maar we hebben ondervonden dat we geen Congolezen zijn, en nooit zoals hen zouden kunnen leven. Zelfs niet een beetje. We zijn anders in ons denken, ons lichaam is zwakker, en we aanvaarden niet alles wat zij aanvaarden. Mocht ik de indruk hebben dat ik hier echt nuttig werk deed (in het tehuis, en erbuiten), dan zou ik alle andere ontberingen er zo bijnemen. Maar doordat mijn werk niet meevalt (en het leven erbuiten ook niet) is er voor mij weinig reden om te blijven. Yves, die telkens uitgeput maar enthousiast van de univ terugkomt, verlangt er nu vooral naar gezond te kunnen zijn.

Allebei hebben we zin om terug te komen naar België. We zijn klaar om opnieuw een leven op te bouwen in ons geboorteland, waar we op voorhand vaak over klaagden, maar nu dankbaar om zullen zijn.

Nele